
door Charlotte Thomas
Het streven naar een maakbare stad is geen eigentijdse problematiek. Een blik in de architectuurgeschiedenis laat zien dat architecten en stedenbouwkundigen al decennialang zoeken naar ‘de oplossing’ voor het gebouwd geluk. De gebouwde omgeving moest bijdragen tot de stedelijke samenleving. Sociale woningbouw was (en is nog steeds) het proefterrein voor nieuwe ontwerpmethodes en opvattingen. De vooruitstrevende manieren van architectuur en stedenbouw van toen resulteerden in unieke woonexperimenten. Het werden iconen van het wonen.
Een paleis voor de arbeider
De Spaarndammerbuurt in Amsterdam huisvest sinds 1919 een icoon van sociale huisvesting tijdens de Amsterdamse Schoolperiode. Het arbeiderspaleis van de hand van Michel de Klerk, in opdracht voor de woningcorporatie Eigen Haard, bracht ‘goed wonen’ binnen het bereik van de minder bevoorrechte klasse. Een tot dan toe ongezien gebeuren. De ideologische overtuiging om de arbeider te verheffen door schoonheid lijkt misschien naïef maar was toen de drijfveer. Men wou door middel van een betere architectuur, een betere mens en dus een betere samenleving creëren. Schoonheid was niet enkel meer voor de elite maar voor iedereen. Het volledige pand getuigt hiervan tot in de kleinste hoeken. Het is een organisch kasteel dat barst van fantasierijke detaillering en subtiliteiten.
De gelijknamige documentaire van Wilma Kuijvenhoven richt zich op de complexe restauratie van Het Schip. Het pand werd met bloed, zweet en tranen in ere hersteld. De originele plannen werden bovengehaald, de ambachtskunde van toen nagestreefd en de ouderdomssporen gewist. Het icoon van de sociale woonhuisvesting is weer authentiek. Maar gaat het nastreven van deze authenticiteit niet ten koste van een bepaalde historische gelaagdheid van een gebouw? De lijn tussen restaureren en imiteren is dun. En waar ligt de grens?
De stralende stad
De documentaire ‘Grandma and Le Corbusier’ van Marjolaine Normier sluit naadloos aan bij deze thematiek. De hoofdrolspeler in dit restauratieverhaal is Le Corbusier’s Unité d’ Habitation (La Cité Radieuse) in Marseille. Dit utopisch ontwerp voor een stadswoning was Le Corbusier’s antwoord op de naoorlogse woningcrisis. Hij doorbrak de traditie van horizontale woningspreiding en ging de lucht in. De verticale tuinstad was geboren. Door zijn hoogbouw op ‘pilotis’ (palen) te plaatsen werd het ruimteverlies minimaal gehouden, kwam er circulatie en gemeenschappelijke tuinruimte onderin. Le Corbusier’s stad in een stad idee oogt misschien wat ambitieus voor de huidige samenleving. Maar toen werd alles te werk gesteld om dit te doen slagen. Sociale interactie tussen de bewoners droeg men hoog in het vaandel. De 18-verdiepingen hoge toren beschikt over 337 duplex-appartementen (op basis van het Modulor-systeem) in functie van kleine gezinnen. Er waren gemeenschappelijke medische faciliteiten, winkels, sportgelegenheden, kinderopvang, … aanwezig om er een autonome stad van te maken. Unité d’ Habitation resulteerde in een uniek functioneel woonexperiment dat de toon zette voor latere woningbouw. Vanaf de jaren ’60 hanteert men hoogbouw als praktische oplossing voor woontekorten. Het moderne sociale gedachtegoed van Le Corbusier werd de rug toegekeerd. De steden handelden naïef. Men ging er van uit dat het wonen in een toren of in een sociale wijk een samenhangend geheel, een gedeelde identiteit zou betekenen voor de bewoners.

Van sociale integratie naar eenzaamheid
Rond de jaren ’70 was de wederopbouwutopie uitgedoofd en goedkope huisvesting zegevierde. Steden duwden hun minder bevoorrechte klasse uit het centrum naar de goedkope stadsrand toe. De overheden dachten toen modern en oplossinggericht te werken maar de concentratie van bepaalde bevolkingslagen in één gebied leek minder vlot te verlopen dan voorzien. De documentaire ‘Rabot’ van Christina Vandekerckhove etaleert hoe het na-oorlogse modernisme in Gent een pijnlijk hoogtepunt bereikte met de bouw van de drie Rabottorens.
De kolossale woontorens naar ontwerp van Jules Trenteseau werden tussen 1972-1974 in rap tempo gerealiseerd. Het project streefde een sociale integratie na met een mix van 840 bewoners verdeeld over 573 sociale appartementen. Op papier een ideologisch vernieuwend idee maar in uitwerking sloeg de bal mis. Iedere toren had maar één inkomhal, met één lift voor 17 verdiepingen. De bewoners voelden zich (verrassend genoeg) onveilig en geïsoleerd. Daarbij kwam kijken dat de Gentse Maatschappij voor de Huisvesting een transformatie kende ten nadele van het voorziene plan. De torens werden ingevuld met eenzame zielen als bejaarden, alleenstaanden en allochtone uitkeringsgerechtigde gezinnen ter vervanging van jonge gezinnen en arbeiders. De culturele en demografische verschuivingen zorgden voor sociale overlast en samenlevingsproblemen in de buurt. De Rabottorens misten hun doel. Wat ooit een modelwijk voor het moderne (arbeiders)gezin moest worden, werd nu een afgesloten buurt met criminaliteit. De heldere beelden van Christina Vandekerckhove geven deze kilheid, eenzaamheid en troosteloosheid van het leven in de torens pijnlijk weer.
Gemiste kans
De problematische sociale huisvesting van de Rabottorens werd drastisch aangepakt. Het is geen succesverhaal als Het Schip of Unité d’ Habitation. De torens waren uitgeleefd en voldeden niet meer aan de comforteisen. De houdbaarheidsdatum was verlopen. Een oppervlakkige restauratie bood geen oplossing en de infrastructurele tekortkomingen moesten grondig aangepakt worden. Het herverdelen in verschillende functies als normale, sociale woningen en kantoorruimtes leek niet haalbaar. Slopen bleek de enige uitweg. Maar is dit wat te kort door de bocht? Een te drastische keuze geweest? De torenhoge iconen maakten een deel uit van het beeld van Gent. Onze hedendaagse visie van een maakbare stad ziet sociale woningbouw in een bredere zin, men staat stil bij herbestemmingen en neemt de woonomgeving in acht voor een duurzame langetermijnvisie. Het vakgebied van de sociale woningbouw moet een proefterrein blijven voor gedurfde nieuwe visies over de leefbaarheid in de stad. De hedendaagse ruimtedenkers mogen in mijn ogen best radicalere opvattingen realiseren.
Deel dit itemKijk en leer uit het verleden en creëer in het heden.
Want iconen zijn er om in te wonen.